Karlijn Vanderhaegen is bio-ingenieur en werkt bij NIRAS sinds 2019. Vandaag concentreert ze zich vooral op de erkenningen voor de ontmanteling van de kerncentrales, net als op de erkenningen voor de Caissonfabriek en de Installatie voor de productie van monolieten (IPM) van het oppervlaktebergingsproject.
Karlijn: “Tijdens mijn studies bio-ingenieurswetenschappen heb ik me gespecialiseerd in milieutechnologie. Eens afgestudeerd ben ik meteen bij NIRAS begonnen. Daar ik zelf vrij milieubewust ben, kon ik me heel goed vinden in de doelen van de organisatie en mijn specialisatie sloot mooi aan bij de profielen waar ze toen naar op zoek was. Zo zocht NIRAS specifiek mensen met een meer fysicochemische kijk op het radioactieve afval. En kijk, nu bijna vijf jaar later, ben ik nog altijd heel tevreden met mijn jobkeuze.”
Waaruit bestond de inhoud van je job toen je bij NIRAS begon?
Karlijn: “Mijn focus lag voornamelijk bij Electrabel, meer bepaald op het analyseren van de procedés en de werking van de industriële installaties die het bedrijf gebruikt om zijn afval te conditioneren op de sites van Doel en Tihange. Ondertussen hebben twee collega’s dit overgenomen, maar ik blijf hen hierbij ondersteunen.”
En waar focus je je vandaag op?
Karlijn: “Nog altijd op Electrabel, maar nu vooral op de voorbereiding van de ontmanteling van de kerncentrales. Zo zullen we een heel deel erkenningstrajecten opstarten voor het nieuwe radioactieve afval dat daarbij zal ontstaan (zie interview met Thomas Vanthourout, nvdr.). Hiervoor krijgen we vandaag al heel wat documentatie, inventarissen en inschattingen van Electrabel. Ik bekijk voornamelijk de procedés en de fysicochemische aspecten van het afval om te zien hoe het behandeld zal moeten worden.”
Vooruit kijken
Daarnaast ben je ook nog actief voor het oppervlaktebergingsproject in Dessel.
Karlijn: “Klopt, in de caissonfabriek ben ik verantwoordelijk voor het erkenningstraject ‘Primaire verpakking’ en in de Installatie voor de productie van monolieten (IPM) voor de erkenning ‘Procedé’. In de caissonfabriek worden de grote betonnen kisten (caissons) voor het afval geproduceerd. Het is trouwens de eerste keer dat we een betonnen verpakking zullen erkennen. Deze caissons verhuizen nadien naar de IPM, waar ze worden gevuld met het radioactieve afval. Vervolgens worden ze afgesloten en opgevuld met mortel via gaten in het deksel. Zo ontstaan de monolieten die naar de oppervlaktebergingsinstallatie zullen gaan.”
Wat doe je hier concreet voor?
Karlijn: “Mijn focus ligt op alles wat met het beton en de mortel te maken heeft. De recepten voor beide werden ontwikkeld door NIRAS. Onze dochteronderneming Belgoprocess die de caissonfabriek en de IPM exploiteert moet zich hier strikt aan houden. Dat is belangrijk want beton en mortel zijn essentiële veiligheidsschakels voor de oppervlakteberging: ze zonderen het afval af en sluiten de radioactieve stoffen in. Het veiligheidsrapport legde dan ook strenge eisen op aan de grondstoffen die gebruikt kunnen worden voor de productie ervan. Daarom controleren we of de grondstoffen die Belgoprocess aankoopt voldoen aan deze eisen en of het opgelegde recept gevolgd wordt. Daarnaast heeft ook de nabehandeling van de caissons een grote impact op de kwaliteit, dus ook daarvoor hebben we criteria opgelegd. Verder controleren we ook nog bepaalde eigenschappen van het beton of de mortel, zoals de druksterkteklasse.”
Wat vormt de grootste uitdaging in je werk?
Karlijn: “Voor sommige dossiers is het een heel projectmatige manier van werken, je werkt naar iets toe dat vandaag nog niet helemaal concreet is. Je moet al vooruit kijken, kort op de bal spelen en beslissingen nemen zonder dat je alle informatie hebt. Dat is een heel boeiende uitdaging. Het zijn voor NIRAS stuk per stuk nieuwe projecten die nooit eerder gerealiseerd zijn: de ontmanteling van de kerncentrales en de randinfrastructuur voor de oppervlakteberging. Ik zal dan ook heel tevreden zijn wanneer het allemaal concreter begint te lopen en de puzzelstukken in elkaar vallen.”