Vandaag, 10 november, vieren we World Science Day. Dat is een initiatief van de Verenigde Naties dat de rol die wetenschap speelt in onze samenleving in de kijker zet. Collega Katrien Meert, zelf natuurkundige van opleiding, licht toe waarom wetenschap en wetenschappelijk onderzoek zo belangrijk zijn voor het veilige en duurzame beheer van radioactief afval.
Welke rol speelt wetenschap in de activiteiten van NIRAS?
Katrien Meert: “Een cruciale rol, zonder enige twijfel. Elk aspect van het beheer van radioactief afval stoelt op wetenschappelijk onderzoek. In de eerste plaats is de veiligheid van de oplossingen die we voorstellen altijd stevig onderbouwd met studies, langlopende experimenten en technische demonstraties. Maar ook de ethische en sociale aspecten van het afvalbeheer berusten op relevante wetenschappelijke inzichten. Onderzoek vormt het fundament van heel ons afvalbeheersysteem.”
Voert NIRAS dat wetenschappelijke onderzoek zelf uit?
“Vaak wel, maar niet altijd. Als we te maken krijgen met een technisch vraagstuk, bijvoorbeeld: met een nieuwe afvalstroom die verwerkt moet worden, dan kijken we eerst in de wetenschappelijke literatuur of er al een oplossing voor is. Of we gaan te rade bij onze zusterinstellingen in andere landen, zoals het Franse agentschap Andra.”
“Als blijkt dat de nodige kennis niet bestaat, dan zoeken we een geschikte partner om samen een nieuw onderzoek mee op te starten. Dikwijls is dat het onderzoekscentrum SCK CEN uit Mol. Met hen hebben we een langlopende overeenkomst om samen te werken rond tal van onderzoeksdomeinen. Het gaat om een publiek-publieke samenwerkingsovereenkomst (PPS). Die moet de expertise rond radioactief afval in ons land verankeren binnen de twee organisaties.”
“Eigenlijk kan je NIRAS, naast een afvalbeheerder, ook zien als een kenniscentrum. Of we een onderzoek nu zelf uitvoeren of niet, de opgedane kennis komt altijd bij ons terecht. Onze experts integreren alle onderzoeksresultaten en houden die kritisch tegen het licht. Dat laatste is belangrijk. We willen immers zeker zijn dat onze oplossingen een ijzersterke wetenschappelijke basis hebben.”
Moet je een exacte wetenschapper zijn om bij NIRAS te kunnen werken?
“Ik denk dat je vooral een wetenschappelijke mindset moet hebben. Dat betekent: kritisch kunnen zijn en weten welke vragen je moet stellen. Bij NIRAS zijn natuurlijk veel wetenschappers aan de slag, maar dat zijn heus niet allemaal scheikundigen, natuurkundigen of ingenieurs. Bij mijn collega’s zijn bijvoorbeeld ook sociologen en communicatiedeskundigen. Om onze missie te vervullen – het veilige en duurzame beheer van radioactief afval – hebben we mensen uit diverse vakgebieden nodig.”
Zelf ben je natuurkundige. Op wel onderzoek leg jij je toe?
“Een van de onderzoeken waarbij ik betrokken ben, is het STAB-SLAK-project dat we uitvoeren samen met SCK CEN. Daarin gaan we na of het nuttig kan zijn om verschillende types laag- en middelactief kortlevend afval te verwerken in een plasmaoven bij een temperatuur die kan oplopen tot 1400 °C. Het gaat voornamelijk om afval dat al een eerste keer verwerkt is, maar waarvan nog aangetoond moet worden of het geschikt is voor berging in de toekomstige oppervlaktebergingsinstallatie.”
“Stel dat het afval in zijn huidige vorm niet naar de berging kan, dan willen we een plan B achter de hand hebben. Daarom onderzoeken we of plasmaverbranding zo’n alternatieve oplossing kan zijn. We bestuderen of het glasachtige materiaal dat overblijft na de verbranding (‘plasmaslak’, red.) geschikt zou zijn voor oppervlakteberging. Het Energietransitiefonds van de federale overheid financiert het project.”
Tot slot: wat vind je als wetenschapper van een initiatief als ‘World Science Day’?
“Elk initiatief dat het belang van wetenschap in de kijker plaatst is welkom. Voor NIRAS, maar ook voor andere kenniscentra, is het belangrijk om regelmatig te communiceren over het onderzoek dat er gebeurt. Het lijkt me waardevol dat mensen inzicht hebben in de studies die we uitvoeren. Dat kan zorgen voor extra vertrouwen in de oplossingen die we voorstellen, en in onze experts.”