NIRAS beheert het radioactieve afval in ons land op een duurzame manier. Bij al onze activiteiten streven we naar een balans tussen vier dimensies: milieu en veiligheid, wetenschap en techniek, ethiek en maatschappij, en economie en financiën. De tweede dimensie, gedegen wetenschappelijk onderzoek, ligt aan de basis van al onze activiteiten.
Onderzoek vormt het fundament van ons geïntegreerde afvalbeheersysteem. NIRAS onderbouwt al haar activiteiten met relevante wetenschappelijke en technische inzichten. De kennis die we opdoen uit studies en tests gebruiken we om geschikte technieken te selecteren voor het veilige beheer van radioactief afval, zowel op korte als op lange termijn.
Onderzoek naar oppervlakteberging
Wat het langetermijnbeheer van het laag- en middelactieve kortlevende afval in ons land betreft, is de eindbestemming bekend. Dat afval wordt de komende decennia geborgen in een oppervlaktebergingsinstallatie in Dessel. De bouw van die installatie bereiden we voor tot in de kleinste details.
Onze wetenschappers testen materialen en constructietechnieken bijvoorbeeld uit in proefopstellingen. Dat doen ze om de veiligheid van de bergingsinstallatie te garanderen. De tests – op ware grootte – toetsen de bevindingen van onze veiligheidsstudies aan de praktijk. Zo hebben we alle technieken onder de knie voor we beginnen aan de bouw en de exploitatie van de installatie.
Tijdens de bouw van de oppervlaktebergingsinstallatie zullen we onze technieken bovendien voortdurend blijven optimaliseren via onderzoeksprogramma’s. Als er nieuwe methodes of materialen opduiken, zullen we die uitgebreid testen. Op die manier blijven we continu werken aan de veiligheid, gestoeld op de meest relevante wetenschappelijke inzichten.
Onderzoek naar geologische berging
Ook voor het langetermijnbeheer van hoogactief en/of langlevend afval laten we niets aan het toeval over. Een geologische berging, diep onder de grond, is vandaag de meest veilige eindbestemming voor dat type afval. Na tientallen jaren van onderzoek zijn wetenschappers in binnen- en buitenland het daarover eens.
NIRAS werkt als kenniscentrum samen met verschillende wetenschappelijke instellingen voor het onderzoek rond geologische berging. Bijvoorbeeld met universiteiten, onderzoekscentra en studiebureaus – zowel in België als daarbuiten.
Een van onze bevoorrechte onderzoekspartners is SCK CEN. Samen met hen gaan we in het ondergrondse laboratorium HADES in Mol na of een systeem van geologische berging veilig en technisch haalbaar is.
Dat gebeurt binnen EURIDICE, een economisch samenwerkingsverband. Onze grootschalige tests, technische demonstraties en experimenten zoomen in op zowat alle aspecten van ondergrondse berging in diepe klei.
Omdat ook andere onderzoeksdomeinen om een nauwere samenwerking vragen, sloten NIRAS en SCK CEN onlangs een publiek-publieke samenwerkingsovereenkomst (PPS). Die overeenkomst gaat verder dan enkel het onderzoek in HADES. Zo zullen we ons onder meer ook concentreren op de optimalisatie en het veiligheidsdossier van de oppervlakteberging in Dessel.
Internationale kennisuitwisseling
NIRAS deelt haar knowhow ook met andere landen. Bijvoorbeeld door te publiceren in wetenschappelijke tijdschriften en door deel te nemen aan internationale conferenties en overlegplatformen. Onze experts worden bovendien vaak gevraagd om hun inzichten te delen met buitenlandse collega’s. Of om te zetelen in internationale beoordelingspanels, die de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek evalueren.
Voor verschillende onderzoeksdomeinen werken we daarnaast intensief samen met onze zusterinstellingen in andere landen. Hetzelfde doen we via internationale fora zoals de Europese Commissie, het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) en het Agentschap voor Kernenergie (NEA) van de OESO.
Door samen te werken in grote projecten, onder meer gesteund door de Europese Commissie, beschikken we over meer middelen voor onderzoek dan wanneer we alleen zouden handelen. Internationale samenwerkingen geven onze studies ook een draagvlak over de landsgrenzen heen. Dat laatste stimuleert de kennisuitwisseling en geeft nieuwe impulsen aan ons onderzoek.