De oppervlaktebergingsinstallatie voor laag- en middelactief kortlevend afval heeft verschillende levensfasen:
- bouw
- exploitatie
- sluiting
- controle
- passieve veiligheid
In elke levensfase staat de veiligheid van mens en milieu centraal.
De oppervlaktebergingsinstallatie voor laag- en middelactief kortlevend afval heeft verschillende levensfasen:
In elke levensfase staat de veiligheid van mens en milieu centraal.
De bouw van de bergingsinstallatie werd voorbereid tot in de kleinste details. Zo bouwden we de belangrijkste onderdelen van de bergingsmodules op voorhand na in de demonstratieproef.
Bij het bouwen van de installatie volgen we bovendien strikte veiligheidscriteria. Die staan beschreven in het veiligheidsdossier. Zowel tijdens als na de bouwfase wordt gecontroleerd of de installatie aan die criteria voldoet.
Na de bouw toetst het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) de bergingsinstallatie aan zijn vergunnings-voorwaarden. Als het FANC de installatie goedkeurt, wordt de vergunning voor de bouw en de exploitatie van de berging bevestigd. Daarna kan gestart worden met de exploitatie: de monolieten met afval worden een voor een geborgen in de bergingsmodules.
Voor de monolieten naar de modules vertrekken, worden ze grondig gecontroleerd. Afval dat niet voldoet aan de kwaliteitseisen komt niet in de bergingsinstallatie. NIRAS schat dat het bergen van het afval 50 jaar zal duren.
Vervolgens kan de afdekking geplaatst worden. De controles worden daarna voortgezet via de inspectiegalerij en de inspectieruimtes.
Ongeveer 95 jaar nadat de eerste monolieten met afval in de installatie geborgen zijn, begint de sluitingsfase:
De installatie wordt op die manier in haar finale vorm gebracht. Het risico op binnendringen of sabotage wordt ook verkleind.
Zo’n 100 jaar na het begin van de exploitatie gaat de nucleaire controlefase in. Tijdens die fase wordt de bergingsinstallatie nog eens 250 jaar lang gemonitord en gecontroleerd. NIRAS heeft daarvoor een uitgebreid monitoringprogramma uitgebouwd. Onder andere de bodem, het grondwater en de toestand van de betonnen modules worden opgevolgd.
Na de controlefase blijft een actieve monitoring van de bergingsinstallatie mogelijk, maar is die niet meer noodzakelijk. De installatie is immers opgevat als een passief systeem: toekomstige generaties hoeven niet meer tussen te komen om de veiligheid te verzekeren.