Vlak bij de bergingssite liet NIRAS een hele randinfrastructuur bouwen om het laag- en middelactieve kortlevende afval klaar te maken voor oppervlakteberging. Zo behouden we in elke stap de controle over wat er met het afval gebeurt en moet het geen onnodige afstanden afleggen. Hoe staat het vandaag met de randinfrastructuur?
Het afval dat aan alle criteria voor oppervlakteberging beantwoordt, zal stapsgewijs overgebracht worden naar de randinfrastructuur om klaargemaakt te worden voor berging. Dit afval bevindt zich meestal al in stalen vaten, die opgeslagen zijn bij onze dochteronderneming Belgoprocess. Soms zal het afval ook in bulk aangevoerd worden, daarbij gaat het vooral over afval afkomstig van de ontmanteling van de kerncentrales.
Wat gebeurt er in de randinfrastructuur? In de caissonfabriek maken we betonnen kisten (caissons). Deze caissons worden gevuld met radioactief afval in de Installatie voor de productie van monolieten (IPM), waarna ze worden afgesloten en opgevuld met mortel. Zo ontstaan de monolieten die bestemd zijn voor de bergingsinstallatie. Vanuit de toegangscluster besturen de operatoren de trolleys die de monolieten een per een van de IPM naar de bergingsinstallatie brengen. Zo zal de bergingsinstallatie geleidelijk aan gevuld worden.
De caissonfabriek
De betonnen kisten (caissons) waarin het afval komt, worden geproduceerd in de caissonfabriek. NIRAS koos er bewust voor om de productie van caissons niet uit handen te geven en zelf een betonfabriek te bouwen op de bergingssite. Dat biedt verschillende voordelen. Zo kunnen we zelf en op elk moment de productiekwaliteit van nabij opvolgen. Belangrijk, want alle caissons moeten vrijwel identiek zijn, onder andere qua samenstelling van het beton. Daarnaast is ook de nabehandeling tijdens het uitharden van het beton essentieel. Die bepaalt namelijk de kwaliteit van het beton en de capaciteit om radionucliden in te sluiten. Verder zorgt een eigen fabriek ook voor lokale jobs.
De caissons hebben een deksel en een wand van 12 centimeter dik. Ze vormen zo een betonnen barrière rond het afval dat in de caissons ingekapseld wordt. Die barrière heeft een dubbele functie: de straling tegenhouden en de radioactieve stoffen insluiten. Op dit moment zijn er drie types caissons ontwikkeld:
- Type I is geschikt voor vier standaardvaten.
- Type II is geschikt voor één niet-standaardvat.
- Type III is geschikt voor bulkafval met binnenin een stalen mand die het afval omsluit.
Een eigen fabriek garandeert dat we de bevoorrading van de caissons kunnen verzekeren. Zo zullen we elk jaar zo’n duizend caissons kunnen produceren. In 2022 produceerden we alvast een twintigtal testcaissons.
In de caissonfabriek zullen ook nog bepaalde processen geoptimaliseerd worden. Onder andere om de verdichting van het beton te optimaliseren en om de onderkant van de caissons gladder te maken. Daarnaast onderzoeken we of een caisson van vezelbeton (in plaats van klassiek beton) ook bepaalde voordelen kan bieden. Via een onderzoeksprogramma hebben we de vezelsamenstelling bepaald en ondertussen hebben we al de eerste kleine testen achter de rug. Dit jaar willen we dan ook proberen om een volledige caisson in vezelbeton te produceren.
De Installatie voor de productie van monolieten (IPM)
In de Installatie voor de productie van monolieten (IPM) plaatsen we het radioactieve afval in caissons die rechtstreeks van de fabriek aangevoerd worden. Deze sluiten we vervolgens af en vullen we op met mortel via gaten in het deksel. Het resultaat noemen we monolieten. De loodglasramen laten toe om het grotendeels geautomatiseerd productieproces vanop een veilige afstand op te volgen. De caissons, afvalvaten en monolieten worden via trolleys en rolbruggen verplaatst.
Vooraleer de monolieten klaar zijn, moeten ze nog uitharden. Nadien onderwerpen we de monolieten nog aan strenge controles. We meten zowel het gewicht, de straling als een eventuele besmetting. Wanneer de monolieten goed bevonden zijn voor berging, slaan we ze nog tijdelijk op in de IPM voordat ze per trolley naar de bergingsmodules vertrekken. Jaarlijks zullen we zo’n duizend monolieten produceren. Deze worden allemaal gelabeld zodat we altijd weten welk afval een bepaalde monoliet bevat.
Ook in IPM werd vorig jaar volop getest. Dat gebeurde eerst voor elke installatie apart. Nadien volgden verschillende overkoepelende testen waarbij het hele productieproces doorlopen werd, daarbij werden er ook een vijftiental monolieten met dummy afvalvaten gemaakt. Het doel was tweeledig: kijken of alle processen goed verliepen en of de cadans gehouden kon worden.
De toegangscluster
De toegangscluster huisvest het operationele centrum van de bergingsinstallatie en bestaat uit drie gebouwen: een administratief gebouw en twee technische gebouwen. In het administratieve gebouw bevinden zich de kantoren en de controle- en bedieningskamer van de bergingsinstallatie. Vanuit de controlekamer besturen de operatoren de trolleys die de monolieten van de IPM naar de bergingsmodules brengen, net als de rolbruggen waarmee de monolieten in de modules geplaatst worden. Het administratieve gebouw omvat ook nog de bewakingspost, de archiefruimte en de dataopslaglokalen voor het toezicht.
De toegangscluster werd in 2022 in gebruik genomen. Dit jaar begint dan weer de concrete voorbereiding voor de exploitatie van de caissonfabriek en IPM, met name qua personeel, procedures, contracten met leveranciers van grondstoffen, … Verder zullen de erkenningsaanvragen voor beide installaties ingediend worden. Die erkenningen zijn nodig voordat de installaties daadwerkelijk mogen beginnen produceren. Volgens de huidige planning zullen de eerste monolieten binnen enkele jaren naar de bergingsinstallatie gaan.